te tekenen.' Deze codificatie kwam in enkele jaren in fasen tot stand. Bremen was omstreeks i 300 al enige eeuwen een stedelijk centrum waar handel en scheepvaart een belangrijke rol speelden. In de geschiedenis van Bremen heeft dit 'Stadtrecht von 1303' een grote plaats ingenomen. Het was een bewijs van de ruime autonomie die de stedelijke gemeenschap zich met name tegenover de heer van de stad, de bisschop van Bremen, had weten te verwerven. Deze autonomie heeft Bremen tot vandaag behouden, tegenwoordig als een afzonderlijk land van de Bondsrepubliek. Het feit dat 700 jaar geleden het Bremer recht de vorm kreeg van een op schrift gesteld complex van rechtsregels, is voor het Staatsarchiv Bremen aanleiding geweest om een rijk geïllustreerd boek, 700 Jahre Brem ei- Recht 1303-2003 onder redactie van Konrad Elmshauser en Adolf E. Hofmeister uit te geven. Een groot aantal auteurs belicht in een reeks van in drie afdelingen ondergebrachte artikelen een brede variatie van aspecten van het Bremer recht van de vroegste tijden tot op de dag van van daag waarbij ook niet-juridische aspecten aan bod komen. In de eerste afdeling wordt door Elmshauser ruime aandacht besteed aan de fraaie middeleeuwse juridische handschriften in Bremer bezit. Interessant is het artikel van Ute Siewerts over de taal van het Brenrer 'Stadtrecht von 1303' waaruit de nauwe verwantschap van Nederlands en Noordduits blijkt. Ulrich Weidinger schrijft over het scheeps- en zeerecht van Bremen. Voor Zeeuws-Vlaanderen zijn van belang zijn mededelingen over de vestigingen van Noordduitse schippers en kooplieden aan het Zwin met de verzanding van de zeearm op schuivend van Oostkerke via Hoeke naar Sluis, en de rol van die vestigingen in de ontwikkeling van Bremer recht. De tweede afdeling van het boek behandelt de invloeden van Bremer recht op het recht van andere plaatsen en van recht van elders op het recht van Bremen. De derde afdeling handelt over de lotgevallen van het Bremer recht van de late Middeleeuwen af. De verdwijning van het middeleeuwse 'Stadtrecht' in de 19de eeuw wordt door Andreas Schulz beschreven. Op het terrein van de geschiedenis van drukwerk trekken twee artikelen van Adolf E. Hofmeister de aandacht waarin hij gedrukte publicaties uit vijf eeuwen met Bremer rechts- teksten, onder meer ordonnanties, bespreekt. Het boek wordt besloten met een heruitgave van de van inleiding en register voorziene teksteditie van het 'Stadtrecht von 1303' van 1931 door Karl Augus Eckhardt. Naar inhoud en uiterlijk een bijzonder fraai boek waarin vooral de vele illustraties van middeleeuwse handschriften de aandacht trekken. Het boek laat zien hoe men een materie die aanvankelijk bij velen een saai beeld zal oproepen, op aantrekkelijke wijze kan behandelen. De geestelijkheid in het Dendermondse heet het jaarboek 2003 van de Oudheidkundige Kring van het Land van üendermonde. Het 368 pagina's tellende boek bevat twee grote artikelen: 'De Dendermondse geestelijkheid in de schaduw van de Frygische muts. De geestelijkheid en de geestelijke instellingen in het decanaat Dendermonde tijdens de Franse overheersing (1792-1815)' van Leo Fée en 'De visitaties van de Gentse bisschoppen Karei Maes en Antoon Triest (1611-1653). Een halve eeuw Contrareformatie te Dendermonde' door Katrien Bosteels. Pée probeert de bijzonder grote invloed te peilen die het Franse bewind sinds 1795 in de streek heeft gehad. Er werd een einde gemaakt aan de middeleeuwse structuren, aan het abso lutistische bewind van de natuurlijke vorsten in België en aan de sociale geslotenheid van de standenmaatschappij. Vooral de kerkelijke structuren kregen het zwaar te verduren, wat resulteerde in een overwicht van de Staat op de Kerk. Onder het bestuur van het Directoire (1795-1799), gekenmerkt door economisch ver val en door een groeiende kloof tussen rijk en arm, escaleerden strenge maatregelen tegen geestelijken tot een hevige kerkvervolging. Kerken werden gesloten en alle kenmerken van de religie werden op bevel van de overheid verwijderd. Pas toen Napoleon Bonaparte in 1799 aan de macht was gekomen begon de storm te luwen. Door een Concordaat dat Napoleon met de paus sloot in 1801 kwam er rust in het kerkelijk leven, maar de kerkelijke structuren bleven gecontroleerd door het staatsgezag en de kerkelijke territoriale Aanwinsten ruilverkeer 77

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 35