C. Dekker, Een schamele landstede. Geschiedenis
van Goes tot de Satisfactie van 1577. Goes,
De Koperen Tuin, 2002. 631 blz., kaarten,
illustraties in zwart-wit en kleur, bronnen-
en literatuuroverzicht.
ISBN 90-76815-10-0. Prijs: 39,50.
Nee, Jacoba van Beieren heeft nooit gelogeerd op
het Slot Oostende in Goes, en ze heeft er ook
geen moerbeiboom geplant. Ook heeft ze aan
de vrouwen van Goes geen vrijstelling van vlas
tienden geschonken omdat ze ter plaatse de
papegaai had geschoten en schutterskoningin
was geworden. Van al deze dierbare Goese over
leveringen laat prof. dr. C. Dekker niets heel in
zijn uitvoerige boek Een schamele landstede.
Geschiedenis van Goes tot de Satisfactie van
1577. Dekker heeft, op dezelfde manier als in
zijn dertig jaar eerder verschenen boek over
Zuid-Beveland, de feiten laten spreken aan de
hand van de originele bronnen. Het resultaat is
een uitgebreid en gedetailleerd overzicht van
de middeleeuwse geschiedenis van het stadje.
Veel tot nu toe onbekende zaken zijn daarbij
aan het licht gebracht.
Dat geldt al in de eerste plaats voor de ontstaans
geschiedenis. Dekker weet overtuigend aan te
tonen dat Goes is ontstaan aan de oever van een
oorspronkelijke getijdegeul, de Versvliet. Dit
water, waarvan de huidige Oostvest nog een rest
is, vormde de grens tussen de invloedssferen
van de geslachten Van Schengen in het westen
en Van der Maalstede in het oosten. Goes lag
dus in het gebied van de Van Schengens,
Kloetinge in het Maalstedegebied. Die ligging
aan een grenswater speelde de plaats wel parten,
want daardoor kon Goes zich niet naar het
oosten uitbreiden en ook geen haven in de
Versvliet aanleggen. Daarom werd al in de
twaalfde eeuw een haven gegraven, de eerste
kunstmatige haven van Zeeland. Pas in 1472
werd van het ambacht Kloetinge een strook aan
de oostzijde van de Versvliet, de Honderd
Gemeten, verworven.
Het duurde lang tot Goes stadsrechten kreeg. Toen
dat eindelijk gebeurde in het begin van de
vijftiende eeuw, was het in feite al een bloeiend
haven- en marktstadje. 'Een schamele landstede'
noemden de bestuurders hun stad, als dat in hun
kraam te pas kwam. Maar Goes was weliswaar
geen havenstad van internationale allure als
Middelburg en Zierikzee, maar toch een wel
varende plaats met een centrumfunctie en, zoals
we zullen zien, een belangrijke industrie.
Dekker gaat uitvoerig in op de ontwikkeling van
de plaats, het bestuur, de gilden en de kerk.
Deze hoofdstukken zijn niet altijd even boeiend,
want de auteur heeft zoals bekend een neiging
tot wijdlopige en gedetailleerde beschrijving en
nauwkeurige verantwoording. Die uitvoerigheid
heeft echter het voordeel dat de hele ontwikke
ling nu helder en duidelijk is vastgelegd. Daarbij
komen ook zaken aan het licht die verrassend
modern aandoen, zoals de 'Blauwe Zak', een
soort uitzendbureau voor priesters.
Bijzonder interessant is de geschiedenis van de zout-
industrie en de zouthandel, want dit was een
specialiteit van Goes, lang nadat de moernering
in de omgeving was gestaakt. Het ruwe zout
werd ingevoerd uit Bretagne en ter plaatse geraf
fineerd tot zout van goede kwaliteit. Dit was een
bijzonder ongezonde en vervuilende industrie,
en de zoutketen stonden dan ook, alweer heel
modern, op een industrieterrein buiten de stad.
Met de beschrijving van deze middeleeuwse
bedrijfstak heeft Dekker baanbrekend werk
verricht.
Het boek eindigt met de Satisfactie van Goes in
1577, toen men aarzelend en onwillig, maar
onder de druk van de omstandigheden,
het protestantse geloof in de stad toeliet.
Met dit werk heeft Goes een beschrijving van zijn
middeleeuwse geschiedenis gekregen van een
allure waarop maar weinig Nederlandse steden
kunnen bogen. Voor Zeeland is het een unicum,
en hopelijk vormt het een stimulans voor andere
Zeeuwse steden om initiatieven voor een eigen
geschiedschrijving te ontplooien. Prof. Dekker
heeft dit werk alleen kunnen verrichten dank
zij de genereuze hulp van de medewerkers van
Boekbesprekingen
81