(kerkfundering, kerkhof, etc.) op de amk staat, zoals Moggershil op Tholen en Sint Nicolaas in Varne in West-Zeeuws-Vlaanderen; Het begrenzen en waarderen van bekende archis- vindplaatsen van verdronken dorpen, zodat deze vindplaatsen met een waardebepaling op de amk opgenomen kunnen worden. De eerste vindplaats die in de nabije toekomst op die manier onderzocht zal worden is de locatie van Aendijcke, bij Zaamslag8; Het inventariseren van terreinen waarin resten van verdronken dorpen vermoed worden op grond van het historisch en luchtfoto-onderzoek. Bij het aantreffen van resten zullen deze worden begrensd en gewaardeerd voor opname op de amk; Het inventariseren van terreinen die bij toeval ontdekt worden, de omvang van de aanwezige resten daarvan te begrenzen en te waarderen voor de amk. Door toevalsvondsten beschikken we op dit moment over nieuwe gegevens voor de ligging van vermoedelijk Koudekerke in West-Zeeuws-Vlaanderen, Vinninghen op Zuid-Beveland en Nieuw-Hamerstede/Edekinge op Noord-Beveland; Het verzamelen van verdere archeologische gegevens uit bekende verdronken dorpen die vooral vanwege natuurlijke ontwikkelingen langs de Zeeuwse kusten en oevers hun informatie blootgeven. Sinds kort worden met de hulp van amateur-archeologen de resten van Oud-Rilland en zijn omgeving in kaart gebracht. Door de sterke erosie vanuit de nabije vaargeul wordt de omvang en kwaliteit van het bodemarchief steeds verder aangetast. Naast het door de scez uit te voeren onderzoek wordt er in de provincie door diverse archeo logische adviesbureaus en bedrijven onderzoek uitgevoerd op locaties waar verdronken dorpen gelegen zijn en vermoed worden. Een dergelijk onderzoek, waarbij slechts sporen uit de periferie zijn aangetroffen, is vorig jaar uitgevoerd op de locatie van de vermoedelijke resten van Sint Katharijnekerke op Zuid-Beveland. Recentelijk zijn in een archeologisch vooronderzoek opnieuw resten van het West-Zeeuws-Vlaamse Koudekerke aangeboord. De bij deze en andere onderzoeken verworven gegevens zullen vanzelfsprekend toegevoegd worden aan de database. Sinte Philipslandt De geschiedenis van de vroegste inpoldering en bewoning, die samenhangt met het onder werp van dit onderzoek, is vanuit de weinige historische bronnen in het kort beschreven door H. Uil in 1987 en J.P.B. Zuurdeeg in 1998.9 De schorren van de polder Sinte Philipslandt zijn in 1487 bedijkt op initiatief van Anna van Bourgondië, toen gehuwd met haar tweede echtgenoot Adolf van Kleef. De polder had een omvang van ca. 520 ha.'° Bij de uitvoering waren ook drie mannen uit Zierikzee betrokken: Anthonis Block, Adriaen Eeuwoutsen en Pieter Gillesen. Iedere deelnemer kreeg een kwart van het ingepolderde schorrengebied. Anna bepaalde, naast de naam van de polder", de instelling van een polderbestuur en een rechtbank die het bestuur binnen de dijken op zich zou nemen. Voor het dorp werd een gebied van zes gemeten land (2.34 ha) aangewezen, aan de zuidzijde van het nieuw ontstane eiland, waarin ook het kerkhof was gelegen met de Sint Philipskerk. Uit de eigentijdse bronnen is de naam van het dorp echter niet bekend. Vermoedelijk heette ook het dorp Sinte Philipslandt12, niet zoals later in de literatuur ook wel vermeld Sint Philipskerc of Sinte Philipskerke.13 Al vrij snel werden de dijken van de nieuwe polder op de proef gesteld door de kracht van het water. Nadat in 1502 al een inlaagdijk was aangelegd, overstroomde de polder voor de eerste maal in 1511. In 1530 bezweken de dijken voor een tweede maal op 'St. Felix quade saterdach', 5 november. Bij het herstel hierna werd aan de noordwestzijde een zesde deel van de polder buitengedijkt, maar het was slechts voor korte tijd. Na de stormvloed van 2 november 1532 stond de polder opnieuw onder water en het hele eiland inclusief het dorp werd door zijn bewoners verlaten. De periode van bewoning had slechts 45 jaar geduurd! Ruim honderd jaar lang bleef het als een onbedijkt schorreneiland liggen, tot het in 1645 opnieuw bedijkt werd. Een nieuw dorp werd op de plaats van het huidige dorp aangelegd in de zuidoosthoek van het eiland, maar niet op dezelfde locatie als het oude dorp. Naar de ligging van het verdronken dorp Sinte Philipslandt is in het begin van de vorige eeuw onderzoek gedaan door archivaris A. Hollestelle (1832-1922). In een onvoltooid manuscript vermeldt hij enkel 'vage overblijfselen van het verongelukte dorp' aangetroffen te hebben. Naar zijn mening lag het dorp 'aan de westzijde Op zoek naar Sinte Philipslandt 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 5