Nogmaals
industrialisatie
Een vlet werd bemand waarmee naar het
wrak werd geroeid. Aan boord gekomen ont
dekte men een wonderlijke verschijning. De
Gorrel. druipend en wel van olie en varkens-
bloed, was haast onherkenbaar. Maar het
varken kwam geslacht en wel aan
wal.
De Gorrel stierf in 1943 en met hem ver
dween een der merkwaardigste figuren uit
de Helderse jutterswereld.
Oude eilanders zullen zich ongetwijfeld
ook de stranding herinneren van de West-
Aleta. Dit met vaten wijn geladen schip liep
in november 1920 benoorden Ameland op
een mijn en brak in twee stukken. Het groot
ste gedeelte van de lading spoelde aan op
de Waddeneilanden en vele eilandbewoners
hebben toen met de koppige Californische
wijn kennis gemaakt. De verhalen van de
wilde tonelen die zich toen hebben afge
speeld, zullen zeker behoorlijk zijn aange
dikt en overdreven. Toch herinner ik mij dat
tot zelfs in Zeeland wijn van de West-Aleta
werd verkocht door Stellendammer vissers.
Ik heb trouwens in 1930 nog van deze wijn
geproefd op Texel. Mijn gastheer had er nog
,,een paar vaatjes van liggen".
De tijd dat na zware stormen de stranden
dikwijls bezaaid lagen met wrakgoederen is
definitief voorbij. Wel spoelt er af en toe
nog eens een deklastje hout aan, maar sta
len schepen, sterkere machines en betere
navigatiemiddelen zijn er de oorzaak van dat
de massale strandingen tot het verleden be
horen.
De jutter van vandaag moet het van krui
melwerk hebben. Desondanks zullen er
steeds kustbewoners blijven die tijdens
stormweer ..bij nacht en ontij" op het strand
aanwezig zijn, in de hoop iets van hun ga
ding te vinden.
De ontwikkeling van het reddingswezen.
Heel lang geleden waren schipbreuken
aan de orde van de dag, als gevolg waar
van vele duizenden schepelingen in de gol
ven zijn omgekomen.
Het ontbreken van zeewaardige reddings
middelen. de vrees geldelijk voordeel te
moeten missen en het ontbreken van enig
medegevoel voor de vreemde zeeman in
nood, droegen hiertoe in niet geringe mate
bij.
Zodoende heeft het zeer lang geduurd eer
het redden voorrang kreeg boven het bergen.
Op last van de Staten van Holland en
West-Friesland werden in 1769 enige red
dingsboten langs de Nederlandse kust gesta
tioneerd. De zeewaardigheid van deze zes
en een halve meter lange platbodemboten
was zo gering, dat de resultaten van dit
eerste goedbedoelde streven van de over
heid teleurstellend waren.
Er was echter een begin gemaakt met
de ontwikkeling van het reddingswezen, ter
wijl in de loop van 18e eeuw duidelijk bleek
dat steeds meer kustbewoners zich het lot
der schipbreukelingen begonnen aan te
trekken.
De verdere ontwikkeling der reddings
middelen had bovendien tot gevolg, dat de
pogingen om schipbreukelingen te redden
toenamen en succesvoller werden.
Het waren vooral de kustvaarders die
met hun bommen en schokkers vaak zeelui
van een wisse dood wisten te redden. Wie
kent niet de Vlissingse visserman Frans
Naerebout die op 24 juli 1779 naar het op
de Domburgse Rassen in nood verkerende
Oost Indische Compagnie-schip Woestduyn
zeilde. Met hem waren zeven ander vissers
aan boord, waaronder zijn broer Jacob.
Na een tocht van twaalf uur keerde hij
met eenenzeventig geredden in de haven van
Vlissingen terug. Daarna zeilde hij weer te
rug om de rest van de bemanning van
boord te halen.
Na een veel bewogen leven overleed hij
in 1818, nadat hij in 1816 was benoemd tot
Broeder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.
Zijn vele verdiensten werden wel erg laat
erkend. Na zijn dood richtte men een stand
beeld voor hem op.
•In tegenstelling tot de overheid, had de
Zeeuwse bevolking daarentegen grote be
wondering voor de moed en opofferingsge
zindheid van Naerebout en de zijnen.
Hiervan getuigt een lied, bestaande uit
meerdere coupletten, dat te zijner ere werd
gemaakt en waarvan ik u het eerste couplet
niet wil onthouden:
De golven beuken 't Zeeuwse strand,
de stormwind buldert aan
en werpt de Woestduyn op een bank,
God help ons. we vergaan!
Zo klinkt der schepelingen zucht,
te midden van het stormgerucht;
Wie snelt ter redding aan? (bis)
In deze hoogdravende taal gaat het
dan een aantal coupletten door, maar de
bewondering en het ontzag die men voor
deze redding koesterde, spreken hier wel
duidelijke taal.
In het vorige nummer besteedden wij op
onze manier aandacht aan de voortschrij
dende industralisatie van onze provincie,
met name van het Sloegebied, en het daaruit
met particuliere boten of met vissers
schepen.
Op 14 maart 1824 werd door particulier
initiatief het reddingwezen langs de Engelse
kust georganiseerd. Ruim 50 jaar later. nl.
in het jaar 1875, werden met de vaartui
gen van de Engelse Reddingboot maatschap
pij 725 mensenlevens en 29 schepen gered,
terwijl aan vissersschepen en andere vaar
tuigen beloningen werden toegekend voor
het redden van 195 schepelingen. Sedert
haar oprichting dus in ruim 50 jaar. werden
23786 personen gered.
In weerwil van het gevaar waarin de
reddingsboten voortdurend verkeerden, ging
er van de 252 stuks geen enkele verloren
en kwam in 1875 van de ruim 11000 man
schappen er slechts één om het leven.
Op 14 oktober 1824 strandde bij Huis
duinen het Nederlandse fregatschip ..De
Vreede." In een poging de opvarenden te red
den, waagden zich zeven Huisduiners in de
branding. Van de redders kon slechts één
man met moeite worden gered, de overigen
verdronken jammerlijk.
Het was in hoofdzaak als gevolg van de
ze ramp, dat in 1824 de beide Nederlandse
reddingmaatschappijen werden opgericht.
Op 11 november 1824 werd de Noord- en
Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij opge
richt met als zetel Amsterdam en als werk
terrein de kust van Schiermonnikoog tot
voortvloeiende gevoel van onbehagen, voor
al bij de autochtone bevolking, welk ge
voel in hoofdzaak is gebaseerd op milieu
hygiënische overwegingen.
De oprichting der reddingmaatschappijen.
Alle goedbedoelde pogingen ten spijt was
inmiddels wel gebleken, dat de Staat niet
de aangewezen instantie was om het red
dingwezen langs de kust te organiseren en
tot ontwikkeling te brengen. Als er al van
een redding sprake was, dan gebeurde dat
Scheveningen. terwijl op 20 november 1824
te Rotterdam de Zuid-Hollandse Maatschap
pij tot redding van schipbreukelingen werd
opgericht met als werkterrein de kust van
Scheveningen tot Cadzand.
(Wordt vervolgd).
J. van den Broecke.
ii